Historiek


De studie van de glasramen in België


De start van het kunsthistorisch onderzoek in de vroege 19de eeuw

In 1832, twee jaar na de Belgische onafhankelijkheid, publiceerde Frédéric de Reiffenberg (1795-1850) een eerste synthese over de glasramen in België. Onder de titel De la peinture sur verre aux Pays-Bas (Nouveaux mémoires de l’ Académie Royale des Sciences et Belles-Lettres de Bruxelles, VII, 1832) bracht hij de lamentabele toestand van de oude glasramen onder de aandacht en toonde aan de hand van historische bronnen aan hoe waardevol en belangrijk het glasramenpatrimonium was.

 

Een groeiende belangstelling voor het erfgoed en voor de glasramen in de 19de eeuw 

In 1835 werd de Koninklijke Commissie voor Monumenten opgericht en groeide geleidelijk aan de zorg voor het erfgoed. De commissie had onmiddellijk een bijzondere belangstelling voor de glasramen, die ze bij uitstek geschikt achtte om het roemrijke verleden van het land te verheerlijken en om een nieuw elan te geven aan de jonge natie. In die context was in 1834 al gestart met de restauratie van de glasramen in de collegiale Sint-Michiel en Sint-Goedele (nu de kathedraal) in Brussel waar de Bourgondische hertogen en Keizer Karel met zijn familie op de glasramen staan afgebeeld. De werkzaamheden werden toevertrouwd aan het Brusselse glazeniersatelier François Capronnier (1779-1853), later aan zijn zoon Jean-Baptiste Capronnier (1814-1891). Het atelier verrichtte pionierswerk en slaagde erin om de techniek van het brandglasschilderen opnieuw op punt te stellen. Capronnier genoot het vertrouwen van de commissie en restaureerde in de 19e eeuw de meeste historische glasramen in België. Maar de commissie uitte gaandeweg ook kritiek op de soms verregaande vernieuwing van oude glasstukken. Als gevolg hiervan legde een ministeriële omzendbrief in 1863 strikte richtlijnen voor de restauratie op. Zo bijvoorbeeld werd het verplicht om voorafgaandelijk een tekening op ware grootte voor te leggen; hierop moest de glazenier de glasstukken aanduiden die hij wenste te vervangen zodat de commissie hierover haar akkoord kon geven (Bulletin des Commissions d’ Art et d’Archéologie 1863, p. 253).

In 1863 werd het eerste omvattende overzichtswerk gepubliceerd door de architect en archeoloog Edmond Lévy,  Histoire de la peinture sur verre en Europe et particulièrement en Belgique. Jean-Baptiste Capronnier werkte hieraan mee en bezorgde onder meer de prachtige kleurplaten die het boek illustreren. De auteur hoopte het brede publiek kennis te laten maken met het glasramenpatrimonium. Op basis van nieuw aangebrachte historische bronnen bezorgde hij een chronologisch overzicht van de glasramen. Lévy beschreef ook gedetailleerd de vele chemische experimenten in Europa die in de late 18de en de vroege 19de eeuw aanleiding hadden gegeven tot het “herontdekken” van de techniek van het brandglasschilderen. Het prachtig uitgegeven boek is vandaag nog steeds een referentiewerk.

In de tweede helft van de 19de eeuw ging de groeiende de belangstelling voor de glasramen gepaard met een toenemend aantal publicaties over het onderwerp.


De wereldoorlogen in de 20ste eeuw, de bescherming van glasramen en het pionierswerk van Jean Helbig

In de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) waren zeer veel glasramen, ook in België, onherroepelijk vernietigd. Vele andere waren zodanig beschadigd dat een grondige restauratie volgde,  wat spijtig genoeg al te vaak neerkwam op hun definitieve verminking. In de aanloop naar de Tweede Wereldoorlog (1940-1944) en met in gedachte de vernielingen in de Eerste Wereldoorlog, namen de meeste Europese landen - zeker die waar er veel glasramen waren - initiatieven voor het beschermen, het demonteren en voor het fotograferen en in veiligheid brengen van de meest waardevolle historische glasramen. In België nam het verantwoordelijke ministerie samen met de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen het initiatief voor de bescherming van het kunstbezit. Een eerste ministeriële omzendbrief van 2 oktober 1939 verplichtte de lokale overheden om het meest waardevolle erfgoed te beveiligen. Op dat bevel volgde twee dagen later de lijst van de betrokken glasramen. Die was opgemaakt door  Jean Helbig (1895-1984), verantwoordelijke voor de keramiek- en glascollectie van de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel. Deze kunstoricus hield vervolgens toezicht op hun demontage en maakte van de gelegenheid gebruik om de belangrijkste glasramen paneel per paneel te bestuderen. De Dienst van de Belgische Documentatie onder leiding van Paul Coremans (1908-1965), kreeg de opdracht voor het fotograferen. Na de oorlog volgde Jean Helbig zoveel mogelijk de restauratie op. Al in 1943 publiceerde hij het vandaag nog steeds onmisbare standaardwerk De glasschilderkunst in België. Repertorium en documenten. Het boek is alfabetisch opgevat, per gemeente en per gebouw. Gebaseerd op grondig bronnenonderzoek is het bijzonder rijk aan historische gegevens. Het geeft in een compact en handig kolommensysteem informatie over de datering, de iconografie, de schenkers, de kunstenaars, de restauratie, eventueel de periode van vernieling en de bibliografie van elk glasraam. Het boek is geïllustreerd met zwart-witfoto's. In 1951 kwam hierbij het deel Addenda met de bibliografie en een algemene index. Buiten dit standaardwerk publiceerde Jean Helbig nog talrijke werken, artikels en nota's over de glasramen in België of die betrekking hebben op België. Hij mag beschouwd worden als de pionier van de systematische kunsthistorische studie van de glasramen in België.   

Fotografische opname met gebruik van een stelling, Dienst voor Belgische Documentatie in de Sint-Jacobskerk in Antwerpen, in juni 1942

Het maken van fotografische montages van de glasramen van de Brusselse kathedraal, Dienst voor Belgische Documentatie in de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel, 1941

Een nieuwe fase: de deelname van België aan het internationaal project Corpus Vitrearum (UAI)  en de ontwikkeling van het glasramenonderzoek in België

Na de oorlog hadden de kunsthistorici de gelegenheid om wereldwijd de talrijke uitgenomen glasramen te onderzoeken. Dat opende een fascinerend onderzoeksdomein en gaf in 1952 aanleiding tot het internationaal project Corpus Vitrearum Medii Aevi (CVMA), dat al snel onder de auspiciën kwam te staan van de Union Académique Internationale (UAI) en van het Comité internationale d’ Histoire de l’ Art (CIHA). In 1965 kwam het Belgisch comité Corpus Vitrearum tot stand op initiatief van prof. Jacques Lavalleye, lid van de Union académique internationale. Jean Helbig maakte er uiteraard deel van uit, evenals de directeur van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, René Sneyers (1918-1984). Op die manier had het aspect conservatie en restauratie van glasramen van bij de start zijn plaats in het nieuwe comité.

Het Belgisch comité publiceerde sindsdien zes boekdelen in de reeks inventarissen/monografieën,  vijf boekdelen in de reeks checklists en één boekdeel in de reeks studies. De publicaties van Jean Helbig werden op die manier verder gezet door de auteurs Y. Vanden Bemden, I. Lecocq, J. Caen en C. Berserik.

Hiermee is de inventarisatie en publicatie van alle glasramen in België van vóór 1550 afgerond, behalve voor Henegouwen. Voor de latere glasramen ontbreekt de inventaris. Dat onderzoek loopt verder met als doel de publicatie van alle glasramen van 1550 tot 1800. In de reeks "Studies" is er wel al een deel over de kartons van Theodoor Van Thulden en Jean De Labaer, die dienden als ontwerp voor de 17de-eeuwse glasramen in de Brusselse kathedraal. De glasmedaillons en kleine glasraampjes bewaard in het Vlaams Gewest werden gepubliceerd. Dat zal in 2023 ook het geval zijn voor deze bewaard in openbare collecties in het Brussels Gewest terwijl het onderzoek voor deze in het Waals Gewest nog loopt.

Van bij de oprichting van het Corpus Vitrearum België is er een nauwe samenwerking met het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium en met de opeenvolgende directeurs. Die gaat over chemische analyses, reinigingstesten van glas, de opvolging van belangrijke restauratiewerkzaamheden, maar ook over de fotografische documentatie en de publicatie van Note technique visant à l’établissement d’un cahier des charges type (1987) die een ruime verspreiding kende.

De laatste jaren is het onderzoeksdomein van het Corpus Vitrearum verbreed en omvat het ook de glasramen van de 19de eeuw. Het bewaren van de archieven in dat verband is van essentieel belang zowel voor het onderzoek als voor de restauratie van dit rijke patrimonium. In België zijn er in dat verband twee belangrijke projecten te vermelden. Zo kon, na verschillende mislukte pogingen,  de uitzonderlijk rijke verzameling kartons en andere documenten van het atelier Capronnier gered worden.  De kartons van Jean-Baptiste Capronnier, de belangrijkste glazenier en restaurateur in de 19de eeuw, waren na diens overlijden in 1892 openbaar te koop aangeboden. De meeste restauratiekartons werden toen door de Belgische staat aangekocht en in dépot gegeven aan de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel. Ze zijn zeer nuttig bij de restauratie van oude glasramen. De andere kartons daarentegen, de ontwerpen voor de nieuwe glasramen van het atelier, werden na vele omzwervingen uiteindelijk in 2006 op verzoek van het Corpus Vitrearum aangekocht door de Vlaamse overheid. Deze uitzonderlijke documenten, die interessant zijn zowel voor Belgische als voor buitenlandse vorsers - Capronnier leverde veel glasramen in het buitenland - worden nu bewaard in het KADOC-Leuven (Documentatie- en Onderzoekscentrum voor Religie, Cultuur en Samenleving) waar ze ontsloten zijn voor onderzoekers.

Een ander succesvol project was de Inventaris Bakelants. De Antwerpse glazenier Ivo Bakelants (1934-2016), voormalig professor aan de Antwerpse Academie, heeft - naast zijn creatief werk als kunstenaar -  het pionierswerk van Jean Helbig op een bijzonder toegewijde wijze verdergezet. Helbigs Repertorium stopte op het einde van het ancien régime. Bakelants zette het werk verder met een inventaris van de glasramen en van de glazeniers van de 19de en de 20ste eeuw. Hij werkte eraan van 1960 tot 2007, maar kon spijtig genoeg slechts drie boekdelen publiceren (plaatsen en glazeniers waarvan de naam begint met de eerste drie letters van het alfabet). Dankzij de gulheid van zijn echtgenote en dankzij de samenwerking tussen het Corpus Vitrearum en het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium digitaliseerde deze laatste de honderden fiches die Ivo Bakelants hiervoor had opgesteld en voorzag ze van indexen en van een inleiding. Dit project kon mede gerealiseerd worden dankzij de steun van het Fonds Inbev-Baillet Latour, beheerd door de Koning Boudewijnstichting. Sinds 2014 is de Inventaris Bakelants online raadpleegbaar. Hij bevat een schat aan informatie over de glasramen in België uit de 19de en 20ste eeuw.

De publicatie van de systematische inventaris van de glasramen blijft dus noodzakelijk. Er is wel een belangrijke evolutie binnen het project Corpus Vitrearum, met name de verbreding en het inclusiever karakter van het kunsthistorisch onderzoek. De glasschilderkunst stond in het verleden immers nooit los van de kunstproductie in het algemeen. Ze getuigt van de kunst van een bepaalde tijd, van een milieu, van een religieuze, culturele, sociale of politieke context en van de banden die in de loop der eeuwen ontstonden met diverse kunstdisciplines als de schilderkunst, de prentkunst, de tapijtkunst en de architectuur. Geleidelijk aan ontstonden nieuwe, succesvolle benaderingen. Ze werpen een ander licht op de glasschilderkunst. Het onderzoek van het Corpus Vitrearum is verre van beëindigd!         

 

Een nieuwe dynamiek: de geassocieerde gewestelijke comités Corpus Vitrearum

In België werden in 1996, als gevolg van de staatshervorming, drie gewestelijke comités geassocieerd met het Corpus Vitrearum België opgericht, een Brussels, een Vlaams en een Waals comité (elk bestaande uit maximum zeven leden). In deze comités zetelen een vertegenwoordiger van het nationaal comité en van de gewestelijke overheid bevoegd voor onroerend erfgoed; verder nog (kunst)historici, chemici of natuurkundigen, conservator/restaurators van glasramen en andere erfgoedzorgers. Hierdoor is een efficiënte samenwerking mogelijk bij de begeleiding van conservatie- en restauratiewerkzaamheden of bij andere projecten in het gewest. De talrijke wederzijdse contacten hebben gezorgd voor een nieuwe dynamiek die de werking van het Belgisch comité en het onderzoek van de glasramen vooral van de 19de en 20ste eeuw ten goede komt.

Het nationaal comité en de gewestelijke comités komen sinds 1998 jaarlijks samen, afwisselend in één van de regio’s. Elk comité stelt een jaarverslag voor, de gelegenheid om kennis te maken met elkaars activiteiten; ook wordt er een actueel thema toegelicht, de aanleiding om met elkaar van gedachten te wisselen over de lopende projecten.

 

Meer informatie

M. Manderyck 2005

I. Lecocq  en E. Anquinet 2021


Share by: